1919 - 2002
A. A. Smits Sr., geboren 31 maart 1885 te Rotterdam, grondlegger van Smits Restaurants stamde uit een typisch middenstandersgezin.. Zijn vader, geboren 13 november 1853 te Rotterdam, die eerst een tapperij annex slijterij had, schakelde later over naar de kruideniersbranche. In die jaren was het vanzelfsprekend dat kinderen hun ouders in het bedrijf meehielpen. Als jongen haalde hij voor zijn vader bier bij de brouwerij. Dat gebeurde in de jaren rondom de eeuwwisseling nog met een hondenkar, een soort handkar waarvoor een hond was gespannen. Vaders zaak werd hem echter spoedig te eng. Hij pakte zijn spullen bij elkaar en vloog uit. Om aan de kost te komen, pakte hij van alles aan. Hij was zelfs eens een reizende bioscoopexploitant. Men kan dus stellen, iemand van 12 ambachten en 13 ongelukken, die door al deze verwikkelingen echter de volgende stelregel goed had geleerd: volhardt in wat je doet met volledige inzet van al je krachten. Met dit als levenswijsheid en met zijn vrouw, die hem in de daaropvolgende jaren de nodige steun zou geven en twee kinderen vertrok hij uit de Maasstad richting Amsterdam. In de hoofdstad aangekomen, begon hij op 1 mei 1919, de eerste dag van de arbeid, met de exploitatie van de 2e Noord-Hollandsche Tram aan het Stationsplein nr. 10. Een zeer slecht lopende zaak, voordat hij erin trok. De vorige pachter had hem gewaarschuwd dat er geen geld aan te verdienen zou zijn. De opbrengst van de eerste dag was dan ook miniem, minder dan 10 gulden. Hij investeerde het grootste deel van zijn opgespaarde geld in dit bedrijf en met een vriendelijk woord voor zijn klanten en door een goede service verwierf het Tramhuis al spoedig vermaardheid. Het werd onder vele namen in het gehele land bekend:
Het Tramhuis, Het Koffiehuis, Het Vlotje en Het Trammetje.
Vele mensen hebben hem opdrachten gegeven of aanbevolen onder wie de havenmeester J. v. d. Pol en mr. S. J. van Lier, de gemeentesecretaris. Hij was zonder meer een uitstekend restaurateur.
In 1928 kwam A. A. Smits Jr., geboren 7 oktober 1908, in het bedrijf van zijn vader. In dat jaar werden in Amsterdam de Olympische Spelen gehouden en hij werd door zijn vader aangewezen om de verzorging van 100 Poolse deelnemers aan de Spelen op zich te nemen. Alles liep prima. Gasten en gastheer waren tevreden. Weekrekeningen werden prompt betaald. Tot de laatste rekening werd gepresenteerd. De leider van de Polen bleek onvindbaar te zijn. Later werd duidelijk dat hij in Volendam en Marken de „bon vivant” had uitgehangen en dat hij daar letterlijk en figuurlijk met geld, uit de kas van de Poolse Olympische Ploeg, had gesmeten. Uiteindelijk kwam alles nog in orde. De Poolse consul verklaarde zich bereid het tekort aan te vullen. De gastheer had in elk geval weer de nodige ervaring opgedaan. Deze verzorging zou het begin vormen van een reeks activiteiten waarvan weldra bleek dat ze anders gericht waren dan die van zijn vader. Lag zijn vaders kracht in het persoonlijk contact met de klanten en het leiden van één bedrijf waardoor een stevige basis was gevormd, Zijn activiteiten richtten zich al gauw op de uitbouw van de onderneming door het exploiteren van meerdere zaken.
Vanaf de jaren 70 voerden de beide broers, A.A. Smits Jz. (1938) en F.W. Smits (1949), de Directie. A.A. Smits Jr. was in die periode adviseur van de Directie en Raad van Commissarissen. In 1991 verliet F.W. Smits het familiebedrijf en begon met de exploitatie van het Smits Koffiehuis te Amsterdam voor eigen rekening en risico. De zakelijke relatie met de verhuurder, de heer Frits Fentener van Vlissingen was uitermate goed. Na zijn dood bekoelde de relatie met zijn erven en werd de exploitatie in 2013 verkocht.
Nadat A.A. Smits Jz. met pensioen was gegaan voerde mevrouw A.G. Smits (1943) de Directie met als enig commissaris F.W. Smits. Onder haar leiding presteerde de bedrijven zeer goed en de hotels hadden een hoge bezetting. Mede door het ontbreken aan opvolging en de hoge leeftijden van de aandeelhouders werd besloten om Smits Restaurants met al zijn dochterbedrijven te verkopen